“Eyeopener: onderzoekers stemmen nauwelijks anders dan patiënten!”
Professor Wiek van Gilst vindt dat de onderzoeksagenda een goede, breed gedragen agenda is geworden waar hij nog steeds volledig achter staat.
Door: Pjotr van Lenteren
Professor Wiek van Gilst, toen net begonnen als wetenschappelijk adviseur van de Hartstichting, was voorzitter van de begeleidingscommissie: “Veel onderzoekers vinden het erg wennen: buitenstaanders die zich bemoeien met je werk. Ik denk dat het heel goed kan, als je het tenminste goed organiseert: open en transparant.”
“Is het een mooie proef? Maakt het een kans in Cell of Nature? Dat waren de belangrijkste vragen die wetenschappers aan elkaar stelden bij het beoordelen van onderzoeksvoorstellen. De vraag wat het onderzoek zou gaan oplossen en of er behoefte aan was bij hart- en vaatpatiënten, was ondergeschikt aan de academische erkenning. In de begeleidingscommissie van de onderzoeksagenda gingen we die vraag juist even belangrijk maken, samen met mensen die normaal niet bij zulke beslissingen betrokken zijn. Een louterende ervaring.
Het heeft natuurlijk alles met de veranderende tijdgeest te maken. Het idee dat meer geld voor onderzoek altijd goed is, staat onder druk. De maatschappij wil steeds meer van tevoren weten waar we in investeren en dat niet pas achteraf horen.
Voor wetenschappers is dat een begrijpelijke maar ook ongemakkelijke opdracht. Natuurlijk werk je altijd naar iets toe, maar grote doorbraken komen voort uit een combinatie van hard werk en puur geluk. Het moet maar net gaan zoals je hoopt dat het gaat. Onderzoek hoeft naast kennis nergens toe te leiden. Zo werkt wetenschap. Dat gezegd hebbende, moeten we uitkijken dat die academische vrijheid niet doorslaat in l’art pour l’art.
Stel je voor dat er een wetenschappelijke agenda zou zijn, die echt van en voor iedereen was? Dus niet alleen van de Hartstichting. Of van wetenschappers. Of van patiënten en andere maatschappelijke organisaties. Maar van ons allemaal. Veel onderzoekers vinden het erg wennen: buitenstaanders die zich bemoeien met je werk. Ik denk dat het heel goed kan, als je het tenminste goed organiseert: open en transparant. De agenda bemoeit zich niet met de individuele onderzoeker maar is een lijst met prioriteiten van de gemeenschap, inclusief de academische.
Het is aan anderen om het te beoordelen, maar ik denk dat dat ons heel goed gelukt is. Het plan waar de Hartstichting mee kwam was ambitieus, pionierswerk. Ik dacht: dit is interessant, dit is niet makkelijk, maar wel de goede weg.
Het belangrijkste en tegelijk spannendste was om heel veel mensen te spreken, daar iets overzichtelijks van te maken en vervolgens nog meer mensen daar over te laten stemmen. Tien reacties hebben geen waarde, dat snapt iedereen. We hadden berekend dat we er drieduizend nodig hadden. Het werden er uiteindelijk vier keer zoveel.
De grootste eye-opener? Dat onderzoekers helemaal niet anders stemmen dan patiënten. Ik denk dat iedereen, ik zelf ook, daar achteraf van onder de indruk was. Toen werd pas duidelijk dat een onderzoeksagenda geen bemoeizucht was van leken met onderzoek maar de identificatie van gemeenschappelijke prioriteiten. We hadden echt iets goeds in handen.
En nee, dat wisten we zeker niet van tevoren. Ik heb bij heel veel gesprekken gezeten. Soms liep de emotie hoog op. Mensen die vonden dat een onderwerp er echt in moest en een ander die dat juist niet wilde. Dat botste wel eens. Waar ik trots op ben, is dat alle deelnemers en bovenal de onderzoekers, steeds meer de gedachte achter de onderzoeksagenda zijn gaan accepteren. Niet veel mensen twijfelen achteraf nog aan de waarde ervan.
Mijn ideaal, maar dat ga ik niet meer meemaken, is dat er helemaal geen calls meer zijn. Die maken het werk zo onpersoonlijk. Het is juist goed als we precies weten wie de meeste expertise heeft om iets op te lossen en daar geld in steken. Je moet wel grondige kwaliteitscontrole blijven doen, maar ook durven zeggen: wij geloven hierin, laat maar zien wat je kunt, en als het goed gaat krijg je meer geld. En anders stoppen we ermee.
Er is best kritiek op onderzoeksagenda’s de laatste tijd en ik snap die kritiek. Bij veel van die agenda’s wordt niet echt samengewerkt. Er wordt eerst de mening van burgers gevraagd en daarna apart aan wetenschappers om daar chocola van te maken. Ik durf wel te zeggen dat wij het beter aangepakt hebben. Het is een goede, breed gedragen agenda geworden waar ik nog steeds volledig achter sta.”