Wat wil het nieuwe WAR-lid Marieke Wermer?
De wetenschappelijke adviesraad (WAR) heeft een nieuw lid: prof. dr. Marieke Wermer, hoogleraar en afdelingshoofd neurologie aan het UMCG. Wat hoopt ze bij te dragen aan de WAR? ‘Het is één vaatsysteem. We moeten zoveel mogelijk van onze eilandjes af.’
Door: Pjotr van Lenteren
‘Cardiologen zijn vergeleken met neurologen wel een beetje snelle types hè', lacht Marieke Wermer als ze de vraag krijgt wat het verschil is tussen cardiologen en neurologen. ‘Ik bedoel dat niet zo heel serieus, maar wij profiteren natuurlijk bij de behandeling van beroertes erg van de eerdere ervaring van stolseloplossers en stents bij het hart. Zo leren we van elkaar, met prachtige resultaten.’
Van die innige relatie tussen hart en brein is Wermer het levende bewijs: ze kreeg persoonlijke onderzoeksbeurzen van de Hersenstichting én de Hartstichting. Onder meer om kennis op te doen over beroerten bij vrouwen en vroege tekenen van de Katwijkse ziekte en Cerebrale Amyloid Angiopathie (CAA). Beide ziekten geven ernstige hersenbloedingen.
Wermer besloot als tiener al om dokter te worden, maar werd twee keer uitgeloot. Tijdens haar studies farmacie en twee jaar later toch nog geneeskunde koos ze, geïnspireerd door haar leermeester professor Van Gijn, al vroeg voor de neurologie. Van hem leerde ze de patiënt als geheel te zien, als mens. ‘Van Gijn liet zien dat je op basis van een goed gesprek kon voorspellen wat de aandoening was. Dat vond ik geweldig. Neurologie is een vak voor puzzelaars. Veel hersenziekten begrijpen we nog niet. Het fundamentele onderzoek, dat vind ik mooi. Maar een behandeling mogen vinden, is natuurlijk nóg mooier.’ In de Wetenschappelijke Adviesraad van de Hartstichting wil ze vooral verbinden. ‘Het is één vaatsysteem. We moeten zoveel mogelijk van onze eilandjes af.’
Waar ben je trots op?
'Dat beroerte bij vrouwen nu op de kaart staat, mede dankzij steun van de Hartstichting. Ik heb me ingezet om meer onderzoek te krijgen naar verschillen bij deze aandoening tussen mannen en vrouwen en ben ontzettend blij dat we op dat gebied al zoveel hebben bereikt. Ook ben ik erg trots op de resultaten die we hebben geboekt bij het beter begrijpen van de ziekte CAA, een eiwit-afwijking die ernstige hersenbloedingen geeft. Dat is onder meer te danken aan intensieve samenwerking met de patiëntenvereniging van de Katwijkse ziekte. We hebben in Australië de ziekte bij nakomelingen van Katwijkse vissers opgespoord. Die waren daar na de Tweede Wereldoorlog naartoe geëmigreerd. Dat we nu succesvol onderzoek kunnen doen in Australië, is mede dankzij deze vereniging.’
'Ik krijg natuurlijk vaak de vraag waarom we zo’n klein groepje mensen in Katwijk en aan de andere kant van de wereld bestuderen. Maar dankzij dat onderzoek weten we dat de eerste tekenen van de Katwijkse ziekte vaak al rond de dertig zichtbaar zijn, terwijl de klachten meestal beginnen met vijftig. Dit geeft ons een groot tijdvenster om te handelen. Omdat de niet-erfelijke vorm van CAA erg lijkt op de Katwijkse ziekte, kunnen we met dit resultaat veel meer mensen helpen. Fundamenteel onderzoek naar een kleine groep kan voor grote groepen uiteindelijk een behandeling opleveren.’
Wat hoop je bij de dragen aan de WAR?
‘Vanzelfsprekend het neurologische perspectief bij al die onderzoeken waar we samenwerken. Verder ben ik lid geweest van de begeleidingscommissie van de hart- en vaatagenda. Ik wil graag helpen om de nieuwe investeringen goed te laten aansluiten bij die agenda.
Maar ook wil ik zorgen dat we die andere helft niet vergeten, die niet in de agenda staat. Neurologie was via het onderwerp acute beroerte de vorige keer apart onderdeel onderzoeksagenda, nu is dat niet meer zo. Er zijn gelukkig wel haakjes voor neurologen. Die boodschap ga ik uitdragen om te zorgen dat er bij neurologen aandacht is voor onderzoek in samenwerking met de Hartstichting. Ten slotte wil ik meedenken over de vraag hoe we ervoor zorgen dat zorgverleners die tegelijk onderzoeker zijn, dat kunnen blijven. Dat staat met de bezuinigingen die op komst zijn erg onder druk. Dat zie ik ook binnen mijn eigen afdeling. Je staf wordt kleiner. Er is minder tijd om onderzoek te doen en beurzen aan te vragen. En die combinatie van onderzoek met kliniek vind ik juist zo waardevol. Clinici staan met de voeten in de klei en nemen de ervaring mee naar hun onderzoek. Juist in die context zijn de Dekkerbeurzen belangrijker dan ooit.’
Interessant voor jou
Het laatste nieuws voor professionals